Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [30]Zijn er [niet] nog, [in] eens ieders [31]goddelozen huis, schatten der [32]goddeloosheid en een [33]schaarse [34]efa, dat [35]te verfoeien is? 30. Of, [heeft niet] nog een ieder een goddeloos huis? [of] een huis eens goddelozen? [en] schatten der goddeloosheid? of, [met sommigen] aldus: Zijn er niet nog, in het huis der goddelozen, schatten der goddeloosheid? maar het schijnt dat de profeet ziet op de algemeenheid der boosheid, dat een ieder doorgaans met onrechtvaardigheid omging. Verg. hfdst.7 vs.2,3, enz. Doch het Hebr. woord, [zoals het hier in den Hebr. tekst staat] kan ook genomen worden voor is, of zijn. Zie dergelijke 2 Sam.14:19, in de aantekening, waaruit deze verscheidenheid ontstaat. 31. Na zoveel goddelijke waarschuwingen en kastijdingen, is het nog evenwel overal vol van goddeloosheid en onrecht. 32. Die met goddeloosheid, schenderij en onrecht verkregen zijn. 33. Of, scherp, dat is, wat te klein is. Hebr. ene efa der magerheid. 34. Zie Ex.16:36, en Deut.25:15,16; Ezech.45:10,11, enz. 35. Of, verfoeid wordt, behoort verfoeid te worden.